Oorlogstijd 2 - Verhalen en informatie over Westkapelle

Ga naar de inhoud

Oorlogstijd 2

Oorlogstijd

Op twee oktober werden er in Westkapelle, waar ik woonde met mijn ouders, mijn broer en mijn twee oudere zusters, door de geallieerde luchtmacht strooibiljetten afgeworpen. Die waren bedoeld om de burgerbevolking zo goed mogelijk te instrueren om zich te beschermen voor wat komen zou. De tekst was duidelijk genoeg. Ieder moest vanaf nu uit de buurt blijven van militaire installaties, van doorgaande wegen en van laaggelegen plekken. Waarom dat laatste ook werd genoemd, werd op dat ogenblik nog niet zo begrepen.
De waarschuwing zou voor de Westkappelaars ingrijpende gevolgen hebben, immers, het dorp lag pal tegen de dijk aan, die daar door de Duitsers was veranderd in één stuk Atlantikwall, waar burgers alleen nog maar mochten komen, als ze voor bepaalde werkzaamheden, zoals werk aan de dijk, onmisbaar waren.

De strooibiljetten waren wel voor het dorp bedoeld, maar door de wind waren ze feitelijk wat meer landinwaarts terechtgekomen. Het was pas toen er mannen mee terugkwamen van het werk op het land, dat de boodschap goed doordrong.

Mijn vader, evenals de meeste andere Westkappelaars, nam de waarschuwing heel ernstig op. Hij reageerde er onmiddellijk op.
Door zijn werk als brandstoffenhandelaar kende hij veel mensen, ook in de omgeving. Hij wist dat er in de richting van Aagtekerke, zo'n drie kilometer van ons dorp vandaan, een boerderij was van mensen die hij kende en die vrij hoog gelegen was. Daarheen zouden we gaan en wel dezelfde dag nog, na het avondeten.
Hijzelf, vond hij, kon beter nog blijven om niet alles in de steek te laten. Mijn oudste zuster en mijn broer wilden dat toen ook en zo gebeurde het dat mijn moeder, mijn andere zuster en ik op de fiets op weg gingen naar wat verondersteld werd een veiliger oord te zijn. Ook mijn grootvader was er bij.
Het enige wat we bij ons hadden was voor ieder een deken.

Toen we bij die boerderij aankwamen werd duidelijk, dat daar geen plaats meer was. Maar de buren, een ander boerengezin, dat in de andere helft van het zelfde gebouw woonde, hadden ruimte voor ons.
Deze mensen leefden daar nogal geisoleerd van alles en de oorlog was min of meer aan hen voorbijgegaan. Dat wij daar zomaar aankwamen, op de vlucht voor oorlogsgevaar, was voor hen eigenlijk maar een vreemde zaak. Maar ze hielpen ons. lees verder...

Terug naar de inhoud