Oorlogstijd 4 - Verhalen en informatie over Westkapelle

Ga naar de inhoud

Oorlogstijd 4

Oorlogstijd

De boer had een aantal koeien, die in een wei liepen achter een boomgaard naast zijn boerderij. Aan het eind van de dag wilde hij die gaan melken, iets wat nu eenmaal onder alle omstandigheden moest gebeuren.
Hij ging dus met zijn melkemmers naar de wei. Maar opeens zagen we hem weer terugkomen, zo hard lopend als hij kon en naar ons roepend.
Hij vertelde het volgende. Toen hij voorbij de boomgaard was en een vrij uitzicht in de richting van Westkapelle had, zag hij iets volkomen onvoorstelbaars. In de verte was een grote watervlakte te zien en daarachter een grote gaping in de dijk.
We gingen kijken en zagen het ook. Dat was het dus, wat de geallieerden met hun luchtaanval van die dag vooral hadden willen bereiken. Een doorbraak in de dijk, waardoorheen de zee Walcheren voor een groot deel zou overstromen en zodoende de Duitse verdedigingswerken op het eiland gedeeltelijk zou uitschakelen en ook hun transportmogelijkheden en verbindingen. Om het effect zo groot mogelijk te maken, hadden ze de aanval uitgevoerd in de periode van springtij.

Eigenlijk had niemand daar toen een betrouwbare voorstelling, hoe hoog het water wel zou kunnen komen.
Later bleek dat het nog een paar weken duurde, voor het water ook die boerderij had bereikt. Pas nadat later de dijken ook bij Veere, bij Vlissingen en bij Rammekens op dezelfde manier waren doorbroken, zette de overstroming van het eiland goed door. Vrijwel alleen de rand van Walcheren en de oude kernen van steden en dorpen bleven toen boven de waterspiegel uitsteken.
Hoe het ook zij, het zag er al dreigend uit. Mijn vader besloot daarom, dat we direct verder zouden gaan naar een plaats, waar je met zekerheid boven de zeespiegel was. Domburg kwam voor ons het meest in aanmerking en nog dezelfde avond kwamen we daar aan.
Zo snel waren de gebeurtenissen op elkaar gevolgd, dat het toen nog steeds niet echt donker was.

Alweer dank zij zijn brandstoffenhandel kende mijn vader in Domburg een bakker, die ook een pension had.
Hij ontving ons heel gastvrij en we konden drie kamers in zijn pension gebruiken. Zo waren we naar omstandigheden nog goed terechtgekomen.

Er begon nu een vreemde periode die tot eind oktober duurde.
De oorlog ging onverminderd door. Iedere dag opnieuw voerde de geallieerde luchtmacht aanvallen uit op de Duitse stellingen langs de kust.
Echter, die luchtaanvallen gebeurden alleen ’s middags. Omdat het natuurlijk niet zeker was, dat het dorp daarbij gespaard zou blijven, gingen de mensen in Domburg, dus ook wij, iedere dag tijdig het dorp uit, van de kust vandaan, soms al een stukje door het water. Daar wachtte men het eind van de luchtaanval af en ging dan weer terug naar huis, vertrouwend dat er die dag niets meer te vrezen was.
Zodoende was er toch nog iets van een geregeld leven mogelijk. Wat ook nog hielp was dat de mensen die in Westkapelle nog een huis hadden, zoals wij, de gelegenheid kregen om daaruit van alles op te halen. Zo konden wij er bijvoorbeeld voor zorgen, dat we veel van onze kleren weer hadden.
Al met al ging het ons naar omstandigheden dus nog redelijk, ook dank zij de grote gastvrijheid waarmee het bakkersgezin ons opnam.

Na verloop van tijd werden mijn vader en mijn broer met veel andere mannen door de Duitsers opgeroepen. De weg van Domburg naar Oostkapelle en Vrouwenpolder was voor een groot deel onder water komen te staan. Om toch een goede verbinding te behouden, projecteerden de Duitsers een nieuwe weg, die door droog terrein liep, dichter bij de duinen door het bos. Daar moesten de mannen zich iedere dag melden om er aan te werken. lees verder...


Terug naar de inhoud