Oorlogstijd 6 - Verhalen en informatie over Westkapelle

Ga naar de inhoud

Oorlogstijd 6

Oorlogstijd

Tegen de avond kwam de molenaar en deed de deur van de molen open. Wij konden de molen in om daar te slapen. Van slapen kwam wel niets, want dicht voorbij Domburg en ook aan de duinkant van Domburg waren de Duitsers nog heer en meester. Bij Vrouwenpolder en Oranjezon hadden ze grote complexen van bunkers e.d. waar ze nog niet zo gauw de strijd zouden opgeven. De hele nacht hoorden we dan ook het onheilspellende gefluit van granaten, zonder dat we wisten wie er nu van waar op wat aan het schieten was.
Maar zowaar, laat op de avond kwamen er twee Engelse soldaten, vergezeld door een paar Nederlanders, die mensen van de binnenlandse strijdkrachten zeiden te zijn. Er werd nog steeds gevochten in en bij Domburg, maar wij wisten nu in ieder geval dat we ongemerkt aan de goede kant van het front terecht waren gekomen.
Die soldaten namen ook een Duitse soldaat gevangen, die de hele tijd zwijgend bij ons had gestaan en kennelijk geen behoefte meer had gehad om de oorlog nog voort te zetten. Het geweer, dat hij aanvankelijk bij zich had, had hij op een gegeven ogenblik maar laten verdwijnen.

De volgende morgen was het tijdelijk rustig. We gingen daarom terug, het dorp in. Daar zagen we al gauw een kleuterschool waar veel andere vluchtelingen, ook uit Westkapelle, in waren ondergebracht. Ook voor ons werd een plaatsje gevonden. Aan de overkant van de straat zagen we de bezigheden van Noorse commando's, die daar een tijdelijke basis hadden ingericht.
Echter, de rust duurde niet lang. De gevechten en beschietingen in en bij Domburg laaiden opnieuw op. Het leek ons daarom geraden, de betrekkelijke veiligheid van de molen weer op te zoeken.
Toen opeens zagen we in de verte op het water een vlot met mannen er op. Het vlot kwam in onze richting en legde aan. Het bleek uit Oostkapelle te komen. Aan boord waren mannen, die langs deze omweg de linies waren gepasseerd. Maar wat voor ons het belangrijkst was, mijn vader en mijn broer waren erbij!
Ze hadden van de consternatie gebruik gemaakt om het werk aan de nieuwe weg te verlaten en naar Oostkapelle te verdwijnen. Daar konden ze dus meevaren op dat vlot.

Zo was ons gezin na alles weer bij elkaar. Dat we na de verwoesting van ons huis en vervolgens van dat van de bakker helemaal niets meer bezaten, was jammer, maar van later zorg.
Mijn moeder vond zelfs aanleiding om een gezegde van háár moeder aan te halen: Wie zijn goed vermeerdert, vermeerdert zijn smart. En als je het zo wilde bekijken, waren we nu niet alleen bevrijd van de Duitse bezetting, maar ook van alle materiële zorgen…

Omdat het weer wat rustiger leek, gingen we nu met zijn allen opnieuw naar de kleuterschool. Daar kregen we zelfs plaatsen op de zolder waar we zouden kunnen slapen.
Maar lang konden we daar niet van genieten. De beschietingen namen weer een dreigende omvang aan, zodat we niet langer daar durfden te blijven. Dus in het stikdonker van de zolder af en op zoek naar een veiliger plaats.
Die dachten we te vinden onder in de toren van de oude dorpskerk met zijn dikke muren. Maar wat we niet hadden verwacht was dat we die ruimte moesten delen met verscheidene doden, die daar tijdelijk waren neergelegd. In die aardedonkere ruimte was dat een naargeestige gedachte. Als we de deur opendeden, hadden we tenminste wat licht van brandende huizen vlakbij, maar granaatscherven, die door de deuropening naar binnen vlogen, maakten dat we de deur maar weer dichtdeden. Uiteindelijk, het schieten was weer geminderd, brachten we de rest van de nacht door in de kleuterschool. lees verder...


Terug naar de inhoud